‘Uitgemergeld en uitgewoond’.
Ik hoor het goed.
Die woorden laat ik bezinken terwijl ik opnieuw kijk naar de vrouw met een bos grijzig uitgedroogd lang haar aan de overkant van de straat. Net daarvoor stond ze nog geleund tegen een muurtje op een kleine drie meter afstand van een straatmuzikant die daar met zijn gitaar onder een grote boom was gaan zitten. De schaduw van die boom biedt verkoeling tegen de uitbundige zonneschijn hier in het centrum van het middeleeuws Frans dorpje waar ik me op een terras bevind.
De vrouw heeft een spijkerbroek aan die wel twee maten te groot is voor haar kleine magere lichaam. De jaren staan op haar gezicht getekend. Zelfs door haar grote zonnebril is dat te zien.
De straatmuzikant zit op een stoel. Mogelijk geleend van het café. Hij heeft ook een grote zonnebril op. Hij ziet er een stuk jonger uit dan de vrouw. Zijn haar is vettig. Hij is gekleed in een korte broek en een vaal bruin t-shirt met onleesbaar opschrift. Op de grond voor hem staat een versterker met daarop een microfoon. Daarnaast ligt de slonzige hoes van zijn gitaar. Voorbijgangers kunnen op weg naar de markt daar een bijdrage in gooien.
De man begint op zijn gitaar te spelen. Het blijkt een intro, want de vrouw loopt naar de microfoon en begint onwennig te zingen. Ze loopt wat houterig heen en weer. Draait zich naar het café met goed gevuld terras en dan weer naar de gitarist. Haar stem is hees en rauw. Die verzacht haar verschijning niet.
Ze horen bij elkaar.
Dat is inmiddels duidelijk. Terwijl ik nog aan die gedachte probeer te wennen hoor ik een tafel verderop: ‘uitgemergeld en uitgewoond’. Het paar is niet alleen mij opgevallen. Meer mensen in het café hebben hun gedachten over dit onwaarschijnlijke koppel. Vanuit het terras kan je je nauwelijks afsluiten voor wat zich op de straat binnen je blikveld afspeelt. Soms is er gewoon die welkome afleiding voor al het normale op zo’n dag. Maar het plaatje is op zijn minst ongemakkelijk. De gezichten van de muzikanten spreken het verhaal van dromen en de door de zon uitgedroogde resten daarvan.
Na één liedje houdt de vrouw het voor gezien. De gitarist begeleidt vervolgens zijn eigen zang. Terwijl hij zacht en onverstaanbaar in zijn microfoon zingt loopt de graatmagere vrouw met grote mannelijke passen naar het café. Ze vraagt een schoteltje aan de bar. Daarmee bedelt ze bij de terrasgangers. De allereerste tafel met wel acht man sterk bedankt voor de eer. Er ontrolt zich een gesprek waarvan ze zich na een tijdje terugtrekt. De afwijzing lijkt haar niet te deren, want ze gaat verder langs de andere tafels. Het schoteltje voor zich uit houdend. Hier en daar vangt ze wederom bot, maar gelukkig voor haar zijn er ook mensen die wel een muntje geven.
Nadat ze het geleegde schoteltje teruggeeft aan de barman loopt ze gehaast naar een kraampje schuin tegenover hun straathoek. Ze koopt een stokbrood. Vandaag hebben ze in ieder geval brood op de plank.