De smalle straatjes en steegjes zijn leeg.
En stil.
De meeste luiken en deuren dicht. Door de kieren van een aantal met oud hout opgelapte deuren en ramen is een verlaten landschap met lege kratten, kisten en rondslingerende bakstenen te zien. Dat ligt er zo te zien al een eeuwigheid stof te verzamelen. Achtergelaten en vergeten.
Althans, zo lijkt het.
Het binnenste binnen van de netwerken aan kamers en gangen achter de gesloten deuren en ramen is onttrokken aan het zicht. Soms zou dit zicht wel mogelijk zijn geweest als de ramen niet hermetisch waren afgesloten door dikke gordijnen. Er valt niets te ontdekken over het leven dat zich daarachter afspeelt.
Vooralsnog plaatst dit middeleeuws dorp mij voor vele vraagtekens. Waar zijn alle bewoners? Zijn ze vertrokken om te ontsnappen aan de hellingen die moeilijk beloopbaar zijn voor oud en zelfs jong? Of zijn ze weggegaan, omdat de auto niet pal voor de deur kan staan? Missen ze de vrolijke vrouwenstemmen bij de lavoir? Die ligt er nu eenzaam en verlaten bij in haar donker hol. Is de verlatenheid en stilte zo verstikkend dat mensen hun heil elders zoeken?
Er zijn hier ongetwijfeld honkvaste dorpelingen die er sinds mensenheugenis wonen. Ze willen niet weg en zullen dat ook nooit doen. Hun thuis is hier. Elders is ondenkbaar.
Dit prachtige dorp is zo te zien in een diep zomerslaapje. Het ontwaakt vast vanavond als de temperaturen zakken. Dit heropleven doet me denken aan een verhaal dat ik ooit gelezen heb van een bekende kunstenaar die in een vergeten Italiaans dorp was gaan wonen. Daarmee heeft hij het dorp ongemerkt op de kaart gezet. De huizen inmiddels onbetaalbaar.
Op de Place Abbé Bicais, het centrale plein van het dorp, lijkt de kerk gesloten. De deurklink geeft echter mee en laat me binnentreden en plaatsnemen in de lege banken. De hoge gewelven worden langzaam zichtbaar naarmate mijn ogen wennen aan het donker. Een glas in lood raam met een staande portret van de joodse prediker Johannes de Doper valt me op. Deze profeet, die zowel in de evangelie als de koran voorkomt, wordt hier in dit middeleeuws dorp geëerd.
Het tegenover de kerk liggende Café du Nord is gesloten. Het immense terras met tafels en wel honderd stoelen ligt er verlaten bij. Aan de gevel een bord 'À vendre'. Vijftig meter verderop zijn de deuren van Salon de Thé wel open. Daar zit echter niemand aan een van de twee grote ijzeren tafels.
Tegenover de salon tref ik een kantoor van La Poste aan en verderop een VVV. Die is open. Ik krijg een prachtig boekwerkje met plattegrond van het dorp waarin een wandeling is opgenomen. De handgeschreven tekst en fleurige tekeningetjes verbeelden de geschiedenis en vertellen wetenswaardigheden over dit dorp. In het Frans. Ondanks de taalbarrière wil ik het boekwerkje graag houden, zo mooi is het. Het is een genot om de liefde van de kunstenaar voor dit dorp op elke bladzijde te voelen. Het nodigt me uit de rondwandeling te maken. Ik ga dat morgen doen, want vandaag zijn de winkels gesloten.
De volgende dag zijn bouwvakkers druk in de weer in een statig pand aan de flanken van Place Abbé Bicais. Café du Nord is open. Een aantal motorrijders is neergestreken voor een espresso en eten een zelf meegenomen snack. Auto's rijden af en aan. Bekenden begroetten elkaar met drie wangzoenen. Een klein mannetje van nog geen drie, die aan de hand van zijn moeder komt aanlopen, zwaait me enthousiast gedag. De moeder glimlacht lief naar hem.
Ik loop door een oude toegangspoort naar het hart van het dorp. In wat eens een café was draait een verzamelaar jazz muziek. Hij gebaart me vriendelijk binnen te komen, maar ik merk een bepaalde verlegenheid om dat te doen. Ik loop verder.
Er zijn vandaag veel mensen actief. Er zijn meer luiken open dan gister. Regelmatig is een radio te horen. Ik kom nog meer bouwvakkers tegen die woningen op diverse plaatsen in het dorp aan het renoveren zijn. Een oudere vrouw loopt met een boodschappentas langzaam heuvelopwaarts. Ze neemt op een muurtje plaats om op adem te komen. De postbode brengt vanmorgen de post langs. Ze heeft haast.
Langzaam daal ik af naar de hoofdstraat van het dorp waar de winkels zich bevinden. In de buurtsuper rekent een tot de oren verliefd stel de boodschappen met me af. Wat heerlijk, zo'n tijd dat je bijna niet van elkaar kan afblijven. Als ik een croissantje voor de lunch ga kopen bij de boulanger tref ik daar een jonge kwieke vrouw met piercings in wang en oren aan. Ze dartelt de winkel vrolijk binnen met een aanstekelijk 'bonjour', waarbij haar tongpiercing gelijk goed te zien is.
Ik loop heuvelopwaarts terug naar het dorpsplein voor een espresso in het café. Onderweg zie ik nu wel een wasje dat hangt te drogen bij de lavoir. Als ik bij het café aan de bar plaatsneem en mijn foto's van het dorp bekijk ziet de uitbater één van de opnames. Hij vindt 'm supermooi! Als ik hem aangeef dat de foto is genomen in de steeg zo'n tien meter van zijn voordeur vandaan gelooft hij me amper. Als hij de foto van dichtbij bekijkt, klaart zijn gezicht op: 'Ah, oui!' Hij wil graag de andere foto's ook zien en roept zijn vrouw erbij. Met een gulle glimlach kijkt hij naar de schoonheid van zijn eigen dorp. Ik verras hem, maar hij mij ook. Kennelijk worden we op den duur blind voor de schoonheid om ons heen als we er maar lang genoeg middenin zitten.