Iedereen komt of gaat en ik blijf zitten. Daardoor staat mijn tijd stil. Heel stil. Het lijkt wel of de bergen om mij heen, die hun hele leven al stil staan en uitkijken over die komende en vertrekkende mensen, dit beamen. Ik kijk, ik zie en de tijd staat stil.
Vrouwe Justitia in mij is ook heel stil. Ongekend muisstil. Wat een verademing na al het gebabbel dat ze over me uitstort. Over de stille genieters, de luidruchtige mensen, de lomperiken, de vrolijke mensen …
Ze heeft me hier in stilte achtergelaten.
Ondertussen schrijdt de tijd voort.
Ik ben het me bewust.
De drukte van komende en gaande mensen. Het gepraat om me heen, de opgewonden kinderen die over het perron rennen. Ze kunnen niet wachten op het volgend avontuur. Die van daarnet was ook al zo bijzonder. Het is ook niet niks om in een echte stoomtrein te zitten voor de duur van heel lang. Dat gevoel zal de rit ze vast hebben gegeven. Dit terwijl die maar veertig minuten duurde.
We vertoeven op dit moment op Dalegarth Station in het Lake District Engeland. In 1875 verbond deze spoorlijn de mijnen met de haven aan de kust bij Ravenglass.
Dit is het eindpunt van de stoomtrein. We zitten aan het eind, maar tegelijkertijd ook aan het begin ... van de terugreis dan.
Zo ook met de tijd. Die zit ook tussen het begin en het eind. Op het stilte-punt. Alsof de minuten niet meer verder zullen tikken, maar dat toch wel doen. Het eind van het begin en het begin van het eind.
Dit eindstation is ook het beginpunt van een drietal rondwandelingen die de brochure zo lieflijk riverside walks noemt. Wandelingen langs de oevers van de River Esk dat hier door het landschap van het Eskdale vallei meandert. In een van de wandelingen kom je het St Catherine's kerkje tegen. De brochure nodigt je uit om binnen te treden: 'do pop in, the church is always open'. Een uitnodiging die we graag aannemen.
De natuur wacht ons op, zwanger van de lente. Ze begeleidt ons met haar bloesemende geuren op de route. De bomen schitteren in alle tinten groen, de boomstammen tekenen daar zwart tegen af. Het is de tijd van het ontluiken. De bomen laten ons dat weten met hun volle dracht. De rivier is donker en kabbelt over witte rotsen. De Scafell bergketen kleurt oker- en donkerbruin op de achtergrond.
Bij het kerkje is de fluit van de stoomtrein nog van ver in de vallei te horen. De vele lammetjes in de weide blaten er lustig op los. De vogels zingen hun refreinen in koor. Verder geen geluiden van auto, mens of kind. Als ik het kerkje betreed overvalt de stilte mij opnieuw.
Ik kijk, luister en blijf een tijdje zo stil staan.
Bij het naar buiten gaan zie ik een gedenksteen naast de deur. Het gedicht, geschreven door Lancelot Salkeld Porter in 1941, lees ik een paar keer om de levenswijsheid die erin besloten ligt tot me door te laten dringen. Het tekent zijn diepe aanvaarding van het leven zoals het is. En zoals het komt. En zijn onwrikbaar geloof in een lot dat de moeite waard is om voor te leven. Hoe dat ook verloopt.
If I should pass beyond man's thought
Grieve not ...
For He who plans the pattern of the stars,
Who sets each leaf on every tree and bush,
Knows mij course ...
And if He will my destiny be life,
That life I seek ... if death,
Then death is but a gate to truth
Wider than all the sky, and more immense
Than all the universe.
Het raakt me als ik lees dat hij jong gestorven is. Eenendertig jaar nog maar. Aan de gevolgen van griep tijdens de oorlog in Irak in 1943.
Ik gun het hem dat de dood hem heeft geleid naar de poort van waarheid. En dat die waarheid inderdaad onmetelijk grootser blijkt dan het gehele heelal.
De voortschrijdende tijd staat voor mij opnieuw even stil.